Dario en Helena

Een sprookje met scherpe randjes

Door een gruwelijke voorspelling wordt de zestienjarige prinses Helena uit haar luxueuze, onbezorgde leventje op het kasteel van haar vader koning Hubert weggerukt. De voorspelling verhaalt dat zij de enige is die het op kan nemen tegen duistere machten die zich samenpakken om de hele wereld in hun greep te krijgen. Helena wordt in afzondering getraind door Dario, een Onsterfelijke.

Terwijl Helena langzaam leert wat voor krachten er in haarzelf schuilgaan en die gaandeweg dankzij Dario verder ontwikkelt, is de omgang met de Onsterfelijke moeizaam, omdat Helena het hart op haar tong heeft en Dario geen enkele emoties lijkt te kunnen ervaren. Hij doet zijn best haar klaar te stomen voor de gevaarlijke strijd die nadert. Maar of het voldoende is om de gruwel die haar te wachten staat het hoofd te bieden ... 

 

 

PROLOOG

 

Hèmi vervloekte de gladde, marmeren wanden die zijn gehaaste voetstappen zo hard deden weergalmen in de gang. Hij kon zijn eigen, verwarde gedachten er niet meer door horen, laat staan ze ordenen. Hij wilde een helder hoofd hebben als hij zo meteen voor de koning kwam te staan. Het was al een groot geluk dat de koning hem volledig vertrouwde en hem altijd op zijn woord geloofde, maar wat Hèmi hem nu te vertellen had, viel compleet in het niet bij de talloze voorspellingen die hij als hofmagiër al had gedaan. Hij had er zelf nog steeds kippenvel van.

            Terwijl hij zich door de lange gang haastte, vloog er rechts van Hèmi een van de massief houten, druk bewerkte deuren open en knalde er iemand met kracht tegen hem aan. Er kletterde iets op de grond en er klonk een vrouwelijke kreet. Hèmi was al bezig met vloeken toen hij zag wie er tegen hem was opgebotst.

            'Oh, neemt u mij niet kwalijk!' Het dienstmeisje sloeg beide handen voor haar mond en keek Hèmi verschrikt aan.

            Hèmi's blik viel kort op het diepe decolleté van haar jurk, waarin haar borsten om een beetje ruimte leken te vechten, en hij vergat de belerende woorden die hij op het meisje af had willen vuren. Hij zag een blos op haar wangen ontstaan toen ze besefte waar hij naar keek en hij schraapte zijn keel voor hij op een niet al te strenge toon tegen haar sprak. 'Het is al goed, Lina, kijk de volgende keer beter uit.'

            Terwijl Lina het lege dienblad dat ze had laten vallen opraapte, maakte Hèmi aanstalten verder te lopen. Hij stokte echter in zijn bewegingen toen hij het dienstmeisje hoorde vragen: 'Wanneer bezoekt u me weer, meester Hèmi?'

            Hèmi voelde een brok in zijn keel schieten. Hij draaide zich niet meer naar haar om en antwoordde voor het gemak: 'Binnenkort, Lina.'

            Met een nog ellendiger gevoel in zijn maag maakte Hèmi voort. Hij moest opeens hard zijn best doen zijn tranen te bedwingen. Hij had zich zo vast voorgenomen niet aan zichzelf te denken, er niet over te piekeren wat er ging gebeuren, wat voor een ongelooflijk offer er van hem werd gevraagd. Voor zijn koning, voor het hele land. Een deel van hem wenste dat hij nooit te weten was gekomen wat hij nu wist. Maar hij was de enige die er nu nog iets aan kon veranderen. Die ene, lieve, zelfs hoopvolle vraag van de dienstmeid had een snaar in hem geraakt. Het was niet voor het eerst geweest dat hij een dienstmeid in haar kamer had bezocht. Als hofmagiër had hij bepaalde privileges en had hij de vrouwen in feite voor het uitkiezen. Het was een aardig tijdverdrijf voor hem geweest, totdat zijn oog op de jonge, onervaren Lina was gevallen. Hij was er niet de man na zich met geweld iets te nemen van een vrouw die zich niet vrijwillig aan hem wilde geven. Even was hij ook bang geweest dat hij de onschuldig ogende Lina nooit zou kunnen krijgen. Het tegendeel was waar geweest. De dienstmeid had zich vol overgave aan hem gegeven. En Hèmi was verliefd op haar geworden.

            Maar dat was nu niet meer van belang. Het leek een nietig gegeven in de dreiging die het kasteel nu boven het hoofd hing. 

            Zonder dat iets hem onderweg nog voor de voeten kwam, bereikte Hèmi de raadzaal van de koning. Hij wist dat de koning op dit moment bezig was enkele plannen voor het jaarlijkse fruitfestival met zijn raadsheren uit te werken en dat hij daarin niet gestoord wilde worden. Het nieuws dat Hèmi had, kon echter geen minuut langer wachten. Daarom haalde hij eenmaal diep adem en klopte vervolgens met zijn vuist tegen de deur van de zaal. De deur ging open en de lijfwacht van de koning verscheen. Hij had een vierkant gezicht en een borst die zo breed was dat zijn uniform speciaal voor hem moest worden vervaardigd. Zijn hele persoon was vreeswekkend, maar Hèmi kende hem goed genoeg om te weten dat er onder die brede, keiharde borst een zachtaardige kern schuilging.

            'Goedemorgen, Vikor,' begroette Hèmi de wacht. 'Het spijt me dat ik ...'

            'Je kunt nu niet naar binnen, magiër,' onderbrak Vikor hem meteen.

            'Dat weet ik, maar je kunt hem zeggen dat het van levensbelang is,' maakte Hèmi de kleerkast gehaast duidelijk.

             'Ik weet niet of ik zin heb hem te storen nu,' bromde Vikor.

            Hèmi waagde het vertrouwelijk zijn hand op Vikors onderarm te leggen terwijl hij dichter naar hem toe boog. 'Ik denk dat je moet, Vikor,' fluisterde hij, 'want het leven van de koning zelf staat op het spel.'

            Vikor fronste zijn donkere wenkbrauwen, maar zag waarschijnlijk de ernst op Hèmi's gezicht, want hij gaf een kort knikje. 'Wacht hier.' Hij sloot de deur en het duurde even voor hij weer verscheen. 'Je kunt komen,' liet hij Hèmi weten terwijl hij de deur verder open duwde.

            Opgelucht en tegelijkertijd nog nerveuzer dan voorheen betrad Hèmi de grote, marmeren raadzaal. De pracht van het witte marmer met fraaie bruine en groene nerven werd bekroond door een veelvuldig gebruik van het mooiste bladgoud. Er zat zelfs gouden klimop met hartvormige blaadjes om de zuilen gedraaid, die in twee perfecte rijen tegenover elkaar een gang naar de tafel van de koning vormden. Het pad was bekleed met een dieprood, zacht verend tapijt. De zaal had veel hoge ramen, waardoor er overdag een ruime hoeveelheid zonlicht binnenkwam. De marmeren muren die de zaal omsloten, waren sober; alleen boven de lange tafel van de koning hing een enorm wandkleed met een koninklijk jachttafereel. Normaliter keek Hèmi ondanks de soberheid van de zaal altijd zijn ogen uit als hij er binnenkwam, want het was de enige zaal in het kasteel die volledig was opgebouwd uit marmer. Ook het fraaie bladgoud was nergens anders terug te vinden. De koning had deze zaal speciaal laten bouwen voor belangrijke bijeenkomsten, maar hij zat er ook vaak genoeg in zijn eentje, om te werken of om gewoon van de serene rust te genieten.

            Koning Hubert zat in het midden van de lange tafel, met aan weerskanten van hem zijn vier raadsheren. Hij keek niet op toen Hèmi over het rode tapijt naar de tafel beende. Pas toen Hèmi de tafel had bereikt, zag hij dat die bezaaid lag met stadsplattegronden en papier met aantekeningen.

            'Ik hoop dat je een heel goede reden hebt mij te storen tijdens de besprekingen voor het festival, Hèmi,' sprak de koning met zijn zware maar aangename stem. Hij hield nog steeds zijn blik op de papieren op tafel gericht en trok zelfs een ander vel papier naar zich toe om dat te bestuderen. 'Je weet hoeveel werk wij elk jaar weer met dat festival hebben en hoezeer de mensen hier naar uitkijken. Het is uiterst belangrijk dit goed te plannen, dat weet je.'

            'Ja, majesteit,' antwoordde Hèmi, terwijl de moed hem in de schoenen zonk. Ook al was koning Hubert een rechtvaardig en vriendelijk man, als hij gestoord werd bij iets dat veel concentratie van hem vergde, kwam dat zijn humeur niet ten goede.

            Koning Hubert keek eindelijk naar zijn hofmagiër op. Zijn grijze ogen weerspiegelden met drieënveertig jaar nog steeds een sprankelende jeugdigheid. Zijn lichtbruine, halflange haar golfde dik en glanzend een stukje over zijn schouders en vertoonde hier en daar wat zilvergrijze lokken. Hij had zijn gebruikelijke koninklijke mantel over de hoge rug van zijn troon gehangen en zat in zijn helderwitte hemd met ruches langs de kraag.

            'Wat scheelt er?' vroeg de koning, terwijl hij Hèmi nu onderzoekend opnam.

            'Het spijt me dat ik u moet storen, hoogheid,' begon Hèmi, 'maar het is heel erg belangrijk, dat kunt u mij geloven. Ik moet dringend met u spreken, het kan echt niet anders.'

            Hèmi's zorgen en sluimerende paniek drongen langzaam door tot de koning. 'Laat ons even alleen, ik roep jullie wel als ik klaar ben,' zei koning Hubert na enkele tellen van drukkende stilte tegen zijn vier raadsheren.

            'Zoals u wenst, majesteit,' sprak de raadsheer die links van de koning stond.

            Met ruisende witte gewaden maakte het viertal zich uit de voeten. Pas toen de zware deur van de zaal achter de raadsheren was dichtgevallen, informeerde koning Hubert: 'Wat is er zo dringend, Hèmi, dat het niet kan wachten tot later? Kan het festival misschien niet doorgaan omdat de oogst dit jaar zal tegenvallen? Of heb je soms een vallende ster gezien die onze stad zal verwoesten? Of vergaat de wereld nu helemaal, hm?'

            Hèmi realiseerde zich dat de koning zo geërgerd was over het feit dat hij was gestoord dat hij de draak met Hèmi's gave stak. Tegelijkertijd moest hij een paar maal slikken door het akelige woordgebruik. 'U weet niet half hoe dicht u er bij zit,' fluisterde hij schor.

            'Hèmi, toe, ik heb nog meer te doen vandaag. Zeg me wat je te zeggen hebt, dan kan ik verder.'

            Hèmi merkte dat hij inmiddels stond te trillen op zijn benen. Niet vanwege een geïrriteerde koning; dat was wel het laatste waar hij zich nu zorgen over maakte. Hij schraapte zijn keel voor hij probeerde op gang te komen. 'Majesteit, ik had vannacht een droom. Nee, niet zomaar een droom, het was een visioen. Het was te echt voor een droom. In dat visioen zag ik iets verschrikkelijks, iets dat de toekomst van heel Kalhura in gevaar brengt. Achttien jaar vfan nu zal onze wereld zoals wij die kennen worden verwoest door ongekende duistere krachten.'

            'Ongekende duistere krachten?' herhaalde koning Hubert met een mengeling van sarcasme en sluimerende bezorgdheid. 'Wat bedoel je?'

            'Ik weet helaas niet wat die duistere krachten precies zijn. Ik kon duidelijk zwarte magie waarnemen, ook al ben ik er niet op getraind. Ik zag dat de hele wereld zwart werd, dat alles werd verwoest, onze akkers, onze steden, onze huizen. En alle mensen ...' Hèmi verbeet zijn tranen bij de heldere herinnering aan zijn visioen. 'Verscheurd, verbrand, verminkt. Niemand was meer in leven. Er was alleen nog het gif van die zwarte wolk duistere magie. Het was zelfs nog erger dan de allerlaatste oorlog lang geleden. Ook al kan ik niet zien of voelen wat ons precies te wachten staat, feit is, majesteit, dat er iets gaat gebeuren, dat een afschuwelijke ramp ons land zal treffen.'

            Alle spot en ergernis waren nu uit het gezicht van koning Hubert verdwenen. Hij staarde Hèmi regelrecht aan en leek maar met moeite woorden te kunnen vinden. 'En wat ... wat is er aan te doen? Ik bedoel, is er een manier het tegen te houden? Kun jij het tegenhouden?'

            Hèmi legde zijn vingertoppen tegen elkaar aan. 'Zoals ik al zei, weet ik vrij weinig van zwarte magie,' probeerde hij uit te leggen. 'Ik mag dan wel een magiër zijn, verder dan voorspellingen en wat handige spreuken om het leven van alledag te vergemakkelijken beheers ik helaas niet. Ik ben nog nooit in aanraking gekomen met zwarte magie, ik heb er alleen over gelezen, over die vreselijke oorlog waarbij zwarte magie bijna de hele bevolking heeft uitgeroeid. Er heerst al honderden jaren vrede, overal, daarom begrijp ik het zelf niet goed, majesteit. Ik dacht ook dat het kwaad voor altijd was afgewend. De weinige magiërs die er in de wereld over zijn, zijn er nooit op getraind tegen duistere machten te vechten. Daarom zal ik hier helemaal niets tegen kunnen doen.'

            Koning Hubert begon nu onrustig te worden. Hij streek langs zijn korte, nette baard. 'Maar wat kan er dan wel worden gedaan?' drong hij aan. 'Zeg me niet dat er niets tegen te doen is, Hèmi, dat we ten dode zijn opgeschreven en machteloos moeten toezien hoe dat wat jij in je visioen hebt gezien werkelijkheid wordt?'

            Hèmi sloot kort zijn ogen en probeerde zoveel mogelijk lucht zijn longen in te laten stromen. Angst begon langzaam in hem omhoog te kruipen en hij moest zijn uiterste best doen er niet aan toe te geven. 'Er is wel degelijk iets dat Kalhura kan redden. Ook dat heb ik gezien. Maar het zal niet gemakkelijk zijn. Zelfs bijzonder gevaarlijk.'

            Koning Hubert kwam abrupt overeind uit zijn stoel. 'Het kan me niet schelen hoe gevaarlijk het is, al moet ik de grootste en machtigste draak op de wereld met blote handen omleggen. Zeg op, Hèmi, wat is er nodig?'

            'Een kind.'

            'Een wàt?'

            Hèmi rechtte zijn rug en liet zijn visioen nog eens aan zijn geest voorbij gaan, nog altijd even duidelijk, nog altijd even helder. De pasgeboren baby lag in de armen van een vrouw die niet zichtbaar was voor hem, omdat zij op dit moment nog niets eens zwanger was van het kind. Maar het visioen had hem genoeg andere informatie openbaard.

            'Over exact vijftien maanden en elf dagen zal er een baby geboren worden,' vervolgde Hèmi geconcentreerd. 'Deze baby, een meisje, zal degene zijn die ons moet proberen te redden.'

            'Een meisje?' herhaalde de koning stomverbaasd. 'Een baby nog wel? Wat moeten we daar mee, Hèmi? Weet je wel zeker dat je het goed gezien hebt?'

            'Ja, majesteit,' knikte Hèmi. 'Honderd procent. Deze baby zal de laatste afstammelinge zijn van het ras van de Witte Heksen. Op dit moment leeft er nog maar één enkele Witte Heks in deze wereld en zij zal de moeder worden van dit meisje. U moet haar op tijd zien te vinden en er voor zorgen dat zij het meisje aan u afstaat. Het is belangrijk dat het meisje getraind wordt door een Onsterfelijke, de beste die er in de buurt te vinden is. Zij moet leren vechten, maar belangrijker nog: zij moet met de krachtige magie die zij van de Witte Heksen heeft geërfd leren omgaan, want alleen die macht zal het haar uiteindelijk mogelijk maken het kwaad te verslaan. Het kwaad had geen gezicht, geen vorm in mijn visioen. Ik zag alleen de gedaante van een volwassen vrouw in een strijd op leven en dood met de wolk van zwarte magie. Achttien jaar van nu zal deze vrouw, die u als baby al moet zien te vinden, het tegen deze duistere krachten op moeten nemen. Alleen zij zal er machtig genoeg voor zijn.'

            'Maar wanneer is dat precies?' informeerde koning Hubert.

            'Ook dat weet ik helaas niet zeker. Ik heb geen specifieke datum opgevangen. Ik weet alleen dat er een teken zal komen en dat dan de juiste mensen zullen weten wat hen te doen staat.'

            'Een rode zon aan de hemel? En wie zal het meisje leren haar magische kracht te gebruiken?'

            'Haar moeder zal de enige optie hiervoor zijn, want buiten haar zijn er geen heksen meer,' verklaarde Hèmi. 'Dus de beste manier is er voor zorgen dat ook zij meekomt, opdat zij haar dochter kan onderwijzen en kan voorbereiden op wat gaat komen. Witte Heksen zijn weliswaar eigenzinnige en gevaarlijke wezens, maar ze worden niet voor niets 'wit' genoemd. Ze zijn er juist om mensen te helpen met hun toverkunsten.'

            'Dan moeten we meteen naar haar op zoek,' zei koning Hubert, terwijl hij zijn handen tot vuisten balden.

            'Majesteit, zij zal nog niet eens zwanger zijn van het kind,' maakte Hèmi hem duidelijk. 'U moet het op zijn beloop laten. Als u nu de vrouw hierheen probeert te halen, raakt zij misschien helemaal niet zwanger en dan is alles verloren. Over vijftien maanden en elf dagen kunt u uw zoektocht starten. Ik kan u helaas niet zeggen waar de heks zich ophoudt, ze zou zich net zo goed honderden, duizenden kilometers ver van Kalhura kunnen bevinden, maar u moet haar vinden. Het meisje moet opgroeien in dit kasteel: ik heb haar in het visioen in dit kasteel gezien, dus er is geen andere optie.'

            Koning Hubert knikte traag. Een enkele zweetdruppel gleed langs zijn slaap de wijde kraag van zijn blouse in.   

            'En er is nog iets,' ging Hèmi verder. 'Zoals ik al zei, is het cruciaal dat een Onsterfelijke haar traint. Het kwaad zal handlangers vinden, mensen beheksen en tot slaaf maken. Zij zullen op de hoogte zijn van het meisje en proberen een eind aan haar leven te maken, zodat niets het kwaad meer in de weg staat. Alleen een Onsterfelijke is sterk en moedig genoeg om haar te beschermen.'

            'En waar vind ik die?' vroeg de koning met een vermoeide zucht vol zorgen.

            'U moet vandaag nog een boodschap sturen naar hofmagiër Redi in het kasteel van koning Kerak. Die boodschap heb ik hier al voor u opgeschreven.' Hèmi stak een hand in zijn dieppaarse, met zilverbrokaat afgezette gewaad en haalde een opgerold stuk papier tevoorschijn, dat hij aan koning Hubert overhandigde. 'Er hoeft alleen nog maar uw koninklijk zegel op. Er staat alles in over mijn visioen. Redi rekruteert altijd eigenhandig Onsterfelijken voor koning Kerak en hij weet ze dus als geen ander te vinden. Hij zal de beste Onsterfelijke die hij kan vinden naar u toe sturen, majesteit, als de tijd rijp is.'

            'En wanneer is de tijd rijp?' De koning begon nu weer geërgerd te klinken en Hèmi kon het hem niet kwalijk nemen.

            'Het spijt me, majesteit, ik weet dat het een hoop informatie ineens is,' sprak hij hem daarom bemoedigend toe. 'Ik heb als extra voorzorgsmaatregel in mijn dagboek aantekeningen over mijn visioen gemaakt. Uw ridders worden meestal op hun zestiende levensjaar in opleiding genomen, is het niet?'

            'Ja, vanaf zestien,' beaamde de koning. 'Maar een meisje ... Er zijn nog nooit vrouwen getraind.'

            'Er is geen andere optie, majesteit. Het meisje zal met zestien jaar aan haar training moeten beginnen, geen dag later. En ik zou het niet aan de grote klok hangen wat zij is en waar ze voor wordt opgeleid. Misschien is het zelfs het allerbeste haar in isolement te trainen, afgesloten van het kasteel, van alles. Dat is althans mijn advies.' Hèmi voelde een pijnscheut door zijn hoofd schieten en slikte moeilijk. Paniek welde in hem op en maakte zijn stem aan het trillen toen hij de koning waarschuwde. 'Majesteit, als er nog iets is dat u wilt weten, vraagt u het dan nu. Voor het te laat is ...' Hèmi onderdrukte een kreun toen de pijn in zijn hoofd erger werd. Tegelijkertijd begon die pijn zich een weg naar beneden te banen, langs zijn nek en ruggengraat, waar zij alleen maar toenam.

            'Hoe bedoel je, voor het te laat is?' reageerde de koning. 'Wat ...? Hèmi?'

            Hèmi stond inmiddels te beven op zijn benen. Zijn hele lichaam werd lamgelegd door die stekende, vlammende pijn. Zijn huid begon nu te schroeien en hij was zich er vaag van bewust dat hij hard stond te gillen.

 

'HÈMI,' brulde koning Hubert. Hij greep zijn hofmagiër bij zijn schouders, maar liet ogenblikkelijk met een kreet weer los, alsof hij zich lelijk had verbrand.

            En toen, midden in die prachtige, heldere, marmeren raadzaal, was koning Hubert er getuige van dat Hèmi's huid openscheurde, dat zijn vlees met geweld van zijn botten scheurde, dat zijn hele lichaam met een misselijkmakend geluid uit elkaar sprong. Koning Hubert dook achter de tafel toen bloed, vlees en ingewanden de zuilen, muren en het wandtapijt besmeurden. Toen hij bevend van paniek en afschuw weer overeind krabbelde, was er niets meer van zijn hofmagiër over.

 

Koning Hubert had lange tijd achter de tafel gezeten met Hèmi's brief in zijn handen terwijl twee dienstmeiden Hèmi's restanten op trachtten te ruimen. Schuin achter zich voelde hij de geruststellende, enorme gestalte van Vikor. Hij kon nog steeds niet bevatten wat er was gebeurd, dat zijn trouwe hofmagiër zomaar opeens niet meer bestond. Hij had het ook niet begrepen, tot hij Hèmi's brief aan hofmagiër Redi had gelezen. Hèmi had zijn visioen er nauwkeurig in beschreven en de gruwel van dit toekomstbeeld was pas echt tot Hubert doorgedrongen toen hij de woorden van het onheil had gezien. Hèmi besloot zijn brief met een afscheidsgroet. Met zijn haartjes nog steeds recht overeind las Hubert nogmaals Hèmi's laatste woorden:

 

'En nu, mijn dierbare vriend Redi, moet ik afscheid van je nemen. Het visioen heeft mij niet alleen een mogelijkheid gegeven het gevaar dat ons te wachten staat af te wenden, het vraagt tevens een groot offer. Van mij. Want het visioen eist mijn leven in ruil voor de informatie die het aanreikt. Zelfs hier zijn al duistere machten in het spel. Ik weet niet op welke manier ik zal sterven, maar ik weet wel dat ik na het uitspreken van alle informatie zal sterven. Dat is de prijs die ik moet betalen, de prijs die ik met liefde betaal. Voor de koning, voor Kalhura, voor heel de wereld. Ik kan nu alleen nog maar hopen dat mijn offer niet voor niets geweest zal zijn.

 

Hèmi'

 

Hubert veegde een traan uit zijn rechteroog. Gewoon weg. Uit elkaar gesprongen als een rijpe tomaat. Hij had nog nooit in zijn leven zoveel afschuw en angst voor iets gevoeld. Langzaam maar zeker begon de werkelijkheid zijn aandacht weer op te eisen. Zijn volk was in gevaar, de volkeren van alle landen waren in gevaar. Ook al had Hèmi hem op het hart gedrukt nog niet naar de Witte Heks te zoeken die hun redder zou baren, hij kon niet gaan zitten afwachten. Hij moest iets doen. Misschien duurde het wel weken, maanden, voor hij de Witte Heks gevonden had. Als hij nu al begon met zoektochten, rondvragen, onderzoeken, won hij misschien kostbare tijd. Als hij er nu al achter zou kunnen komen waar zij woonde, kon hij er als de tijd rijp was meteen iemand op af sturen. Gezond verstand.

            'Vikor,' sprak Hubert terwijl hij zich rechtte.

            'Majesteit?' De lijfwacht van de koning boog zich een stukje voorover, zodat hij Hubert aan kon kijken.

            'Stuur Malenkin naar me toe. Zeg hem dat ik een grote zoekactie op touw wil zetten en dat hij die moet gaan leiden. Ik heb zijn allerbeste mannen er voor nodig.'

            'Jawel, majesteit, ik zal hem halen.' Vikor salueerde en schreed vervolgens met kordate, zij het ietwat logge passen de zaal uit.

            Hubert klemde de brief in zijn hand. Het leek alsof hij Hèmi's doodskreten nog altijd in zijn hoofd hoorde weergalmen.

Luca 16.10.2016 20:48

Dario de lange

Francisca Garrett 05.06.2014 03:25

Mijn naam is Francisca Garrett .
Ik wil dit medium gebruiken om de wereld te vertellen over Doctor EZEKO die me geholpen bij het verkrijgen van mijn geliefde te

Jose 04.03.2014 05:02

Heeft u behoefte aan een spreuk om je ex terug te brengen dan contact Doctor Zaza nu via e-mail: indiaspellcaster@hotmail.com

Yvonne 19.01.2014 09:25

Direct spannend!

Latoya 19.01.2014 11:03

Thanks!!!

Nieuwe reacties

02.10 | 14:05

Hoi Desiree! Wat ontzettend leuk, dankjewel! Nou, misschien wel, ik ben druk bezig met wat andere boeken tussendoor, maar heb wel een deel 2 in mijn hoofd!

02.10 | 13:59

Hoi Latoya

Het boek dromenvanger was spanned en leuk hoop dat er een vervolg komt op het boek

Groetjes desiree put

27.10 | 10:07

Hallo
Hoop bij jullie is alles gezond

23.10 | 17:04

Hi Sara! Nee, misschien dat ze ooit opnieuw verschijnen als e-books. Ik heb andere boeken geschreven, Caelian en Gebroken adem. Dankjewel hoor!!